|
|
José,
Frida, Lucy, Rita en Frank in Malawi |
Op 2 april 2015 stonden we met ons vijven op de luchthaven
van Zaventem om de verre trip naar Malawi aan te vangen. Frank
en ik maakten de reis voor de tweede maal. Wij verheugden ons er
op om onze twee adoptiedochtertjes terug te zien en om andere
gekenden weer te ontmoeten. Na een lange vliegreis en een
overtocht van het Malawimeer zetten we voet op ons geliefde
eiland Likoma. De bewoners waren goed op de hoogte want aan het
hek van de kleine luchthaven stonden de kinderen ons al toe te
wuiven en onze namen te roepen. We werden verwelkomd door onze
coördinator Mr. John Chirwa en nog enkele bekenden. Twee
Antwerpse studentes die stage liepen in de schooltjes
vergezelden het groepje.
|
 Rita en adoptiekindje Suzan |
Onze
bagage werd overgeladen op een pick-up, waar ook José
plaats in nam en vervoerde ze naar het Belgian House in
Mbamba. Omringd door de vele kids stapten we te voet
naar ons vertrouwde huisje. Daar stond ook de rest van
de vrienden, o.a. Nema, de huishoudster en Mattiya, onze
nachtwaker. We kregen knuffels en de bijhorende “Muli
Bwanji” en we voelden ons direct weer thuis. Veel tijd
om te rusten was er niet; we moesten onze boodschappen
doen om wat avondeten in huis te halen en de eerste
spullen uitpakken om de nacht door te brengen. Na het
avondeten viel alles stil en zochten we ons bedje op.
Frank en ik hadden het nieuwe kamertje aan de andere kan
van het terras gekregen. Twee jaar geleden had hij de
aannemer geholpen om het te bezetten. |
 Frida met kinderen na een wandeling |
 Kleuterklasje van Samalani School |
De nacht was, ondanks
de warmte verkwikkend. De warmte word je gewoon, maar het gehuil
en geblaf van de vele honden en het gekraai van de hanen, daar
wen je niet aan. Wij konden beginnen aan plannen maken en
bespreken wat we de komende maand moesten doen. Frank ging
het ganse projecthuisje onder handen nemen door de muren opnieuw
te verven en ook het houtwerk een nieuw laagje te geven. Verder
zorgde hij er voor dat we wat meer comfort hadden in het
douchehokje en hield hij zich bezig met raad geven aan Andrew,
de papa van Promise, die een nieuw dak ging leggen op zijn
huisje. Het oude dak was helemaal vernield door de regen en
stormen van afgelopen januari. José, Lucy en ik gingen de
eerste drie dagen naar het vasteland om de zaken te kopen die we
nodig hadden en die op het eiland niet te krijgen waren. Dat dit
niet echt een plezierreisje is, heb ik zelf nu ondervonden. Met
een overvolle boot het meer oversteken, dan logeren in een lodge
in Mzuzu en Nkhata Bay, twee havensteden, die druk en vuil zijn.
De gekochte zaken werden per pick-up van de ene stad naar de
andere haven gebracht. In de cabine was maar plaats voor twee
personen, dus werden Lucy, John die ook mee was, en ik boven op
de goederen in de laadbak gestapeld. We reden over zanderige
wegen met veel putten; we moesten ons goed vasthouden om niet af
de auto te vallen en een uur later hield ik er een pijnlijk
achtwerk en verbrande armen aan over. Als al de goederen op de
boot geladen waren, moesten we nog op zoek naar een slaapplaats
voor de nacht. We kregen een kamertje voor drie personen, maar
een ontbijt was er niet bij omdat de boot de volgende dag te
vroeg zou vertrekken. De terugtocht verliep ook niet zo vlotjes.
Het meer was zo wild dat de boot alle richtingen deinde. Zo erg,
dat de poten van mijn en José haar plastiek stoeltje “Krak”
zeiden en we kwamen alle twee op de grond terecht. Daar bleven
we dan zitten, te zeeziek om op te staan. Wij waren zo blij als
de boot aanmeerde op het eerst eiland Chizumulu om daar een
aantal passagiers af te zetten. Ondertussen was de storm gaan
liggen en konden we de rest van de vaart buiten in het zonnetje
genieten. Wat waren we blij toen we Jalo in zicht kregen en we
zelf terug aan land konden. |
 José met kleutertjes van Samalani School |
 Frank en Rita met adoptiekindje Astrid |
Omdat het nog paasvakantie was,
konden we niet direct aan de slag in de schooltjes, toch kregen
we al volop bezoek van de bevolking. De tamtam doet hier prima
zijn werk en iedereen weet: de “Azungu” zijn daar, dus er valt
wat te krijgen. De eerste die we zagen was ons Astrid, een
meisje dat we twee jaar geleden de naam van onze eigen
kleindochter gegeven hadden bij de geboorte en die we later
financieel geadopteerd hebben, omdat ze op de lijst van
kwetsbare kinderen kwam te staan. Wat was dat kindje flink
geworden. Toen ze ons zag, zette ze het op een wenen, het
schatje had waarschijnlijk nog nooit een wit gezicht van zo
dichtbij gezien. Het popje en het snoepje dat ze kreeg, nam de
schrik al een beetje weg. De mama sukkelde met haar ogen en de
zonnebril die we haar gaven bracht de eerste redding, zo kon ze
weer normaal haar ogen open houden. We gaven haar wat Kwatcha’s
om naar het ziekenhuis te gaan en een dokter te bezoeken.
Ok voor Frida, Lucy en José kwam er bezoek. De boys wisten dat
Lucy een voetbal mee zou brengen en lieten dan ook niet na om
aan het hek te bedelen tot ze de “football” kregen. Leuk is dat
die jongens de discipline hebben om de bal na het spel terug te
brengen, zodat ze er de volgende dag opnieuw kunnen mee spelen.
José hield zich vooral bezig met de administratieve en
financiële kant van de zaken. Ze regelde alles met John en
Emmanuel om het eten van het volgende trimester voor de drie
kleuterschooltjes te berekenen en te bestellen. Frida en ik
gingen elke dag op bezoek in de materniteit om geschenkjes uit
te delen voor de pasgeboren baby’tjes en hun kersverse mama’s.
Soms waren er ook moeders die nog in arbeid waren. We wensten
hen dan veel succes met de geboorte en een gezonde baby toe. |
 Mama met baby tijdens uitbetaling op school |
 Frank, Lucy, José, Rita en Frida: het Project Malawi team ter plaatse in april 2015
|
Frank en ik hadden een grote som gekregen van de leerlingen van
het Sint-Teresiacollege in Eksaarde. Dat geld hadden ze bijeen
gekregen door hen te laten sponsoren voor een wandeling of
fietstocht. Daarmee hadden we op het vasteland “black sheets”
gekocht. Dat zijn zwarte plastiek vellen die dienen om onder de
bladeren of het gras van de huisjes te leggen om het binnen
regenen te voorkomen. John, die goed wist welke kant van
het eiland het meest getroffen was door de storm, deelde
briefjes uit met de datum op en de vermelding dat de mensen om
een gratis vel plastiek konden komen aan het Belgian House in
Mbamba. De dankbaarheid die de gezichten van die mensen
uitstraalden, gaf een immens warm gevoel. Sommigen wisten niet
hoe ze het moesten tonen. Terwijl wij aan onze bezigheden
waren, zorgde Nema voor een proper huis en bereidde ze voor ons
eenvoudige maar lekker middageten. Ze probeerde wat afwisseling
te brengen ondanks de beperkte keuze aan groenten. De ene dag
aten we rijst met tomatensaus, de andere dag zette ze
aardappelen op het menu. Soms kon ze een soort van groene
bladeren kopen, die ze dan stoofde met wat tomaten en ajuin.
José had mini kipsaté ‘s of balletjes meegebracht die dan ook
aan de saus werden toegevoegd. Een paar keer hadden we ook vis,
die we kregen als geschenkje van de mensen. Op onze vraag bakte
Nema zelfs frietjes, iets wat wij als echte Belgen zeker op
prijs stelden. Altijd smaakte onze maaltijd héérlijk, omdat ze
met liefde voor ons klaargemaakt was. Als we Nema hiervoor een
pluim gaven, lachte ze met gans haar gezicht en haar ogen
straalden als parels. Na de paasvakantie begonnen we aan het
uitbetalen van de ouders of opvoeders van de gesponsorde
kindjes. Hiervoor trokken we naar de schooltjes, waar de mensen
om hun geld kwamen. Het eerste schooltje waar we naar toe gingen
was Samalani. Bij onze aankomst stond al een hele groep vooral
mama’s en oma’s te wachten onder een brandende zon. Een voor één
kwamen de mensen binnen om hun centjes in ontvangst te nemen en
het boek te onderteken. Het is jammer dat er nog jonge vrouwen
zijn, die niet eens hun naam kunnen schrijven en de duim in de
inkt moeten drukken om zo een handtekening te plaatsen. Sommige
sponsorouders hadden een extra geschenkje voor hun kindje
meegegeven en mochten in de namiddag naar het huisje komen om
dat in ontvangst te nemen. Wij gaven dan soms nog een extra
knuffeltje en een “sweetie” mee voor de kids of een extra
kledingstuk voor de mama’s. Ik had juweeltjes gemaakt en deelde
die ook uit en dan zag je die vrouwen hun gelukkige blik… dat
doet deugd, dan weet je waarvoor je dat doet. Dat maakte ook mij
een gelukkig mens. Frank en ik hadden ook spulletjes mee voor
onze kindjes en de kindjes van mijn broer en neef. Na de
uitbetaling in Kondwani school kwamen die kinderen met hun
mama’s op bezoek om hun geschenkje in ontvangst te nemen. Het
weerzien van Susan, ons oudste kindje, deed waterlanders
ontstaan. Het meisje van 6 jaar herkende ons meteen en kwam
spontaan op ons af om een knuffel te geven. Dat raakt je tot in
je binnenste. Ook ons Astrid, nu 2 jaar, kwam met haar mama. Ze
was niet meer zo bang, maar we moesten toch een beetje afstand
houden. We beloofden aan de mama’s van de kindjes waar we nauw
bij betrokken zijn, dat we ook nog eens op bezoek zouden komen,
zo konden we de leefomstandigheden persoonlijk zien. Het
laatste schooltje dat we bezochten, was Madalitso. Het ligt op
een redelijk verre afstand van Mbamba en het was toch een eind
wandelen eer we er kwamen. Onderweg kwam ik een oud vrouwtje
tegen dat echt héél arm was en om een stukje brood vroeg. Helaas
had ik niets bij me en toen ik haar wat geld gaf om een scone te
kopen, viel ze op haar knieën om me te bedanken. Zo iets doet je
eens nadenken hoe goed wij het hebben en dat het de normaalste
zaak is dat wij dagelijks onze boterham kunnen opeten. Met
het geld dat we van Sint Teresia gekregen hadden, kochten wij op
het vasteland ook matten voor de klasjes. Daar konden de
kleuters in de klasjes op zitten, anders gebeurde alles in het
zand of op de blote vloer. De vrijwilligers van de schooltjes
werden aangespoord om ze te komen halen en die kwam, mocht als
eerste kledij kiezen uit de zakken die we voor hun klaargemaakt
hadden. We hadden van het vasteland ook nog 6 balen van elk
15kg met een verscheidenheid aan kledij meegebracht om die te
verdelen onder de mensen op Likoma. Lucy hield zich vooral
bezig met de jongens en trok regelmatig met hen naar het strand
om voetbal te spelen of ging lange einden wandelen. Onderweg
kregen ze dan een snoepje, of kocht Lucy een zakje limonade of
een banaantje. Waar je Lucy zag, waren de jongens en ze wisten
wel waarom. Een paar keer wandelden Frank en ik mee en dat was
best aangenaam. We babbelden de hele tijd en zo leerde ik als
spelend aan de boys de Engelse woordjes voor de dingen die we
onderweg tegenkwamen. Ik vroeg de jongens die de voorwerpen
benoemden in het Chichewa, de plaatselijke taal, om ze aan te
duiden en zo leerde ik hun de Engelse taal. Dat viel blijkbaar
in de smaak, want spontaan gebruikten ze de woordjes als ze iets
tegenkwamen dat ze al kenden. Iedereen werd hier wijzer door: ik
probeerde Chichewa en zij leerden Engels. Soms was het wel een
probleempje om ze ’s avonds weer naar huis te krijgen. Ze bleven
maar aan het poortje staan en probeerden steeds onze aandacht te
trekken en te vragen. Dat was niet altijd even prettig en één
keer hebben we ons kwaad gemaakt. Of dat veel indruk maakte,
weet ik niet en het is frustrerend. In gedachten weet je wel:
pubers vind je op alle plaatsen in de wereld en morgen proberen
we opnieuw. Met dat idee in ons achterhoofd gingen we iedere
avond onder ons muskietennet om de volgende dag weer met frisse
moed te beginnen. |
 Bedeling van voedselpakketten en kledij
|
 Voetbalwedstrijd
|
 Speeltoestellen op Kondwani School |
We zaten eens zonder elektriciteit, dus dat
betekende geen licht ’s avonds en geen koffie. Wat moet een mens
dan doen? We maakten het gezellig door alle kaarsjes die we
hadden aan te steken en er een “Candlelight Supper” alla Hyacint
Bucket van te maken en uit pure armoede een flesje bier te halen
in het plaatselijke cafeetje… romantisch… Toen onze
Mattiya kwam, was dat de reddende engel; hij maakt het
houtvuurtje aan en bracht een pannetje water aan de kook en
zette koffie op grootmoeders wijze. Wij hadden als dessert toch
nog ons bakje troost. Dank je Mattiya!!!
Soms speelden we ook
eens de toerist, de boog kan niet altijd gespannen staan.
Omdat op zondag onze Nema een vrije dag heeft, en wij
geen zin hadden om zelf te koken, besloten we om een
wandeling te maken naar Ulysa Bay, een lodge waar je
lekker kan eten met het zicht op het meer. |
Zoals altijd waren we omringd door kinderen.
Geleidelijk aan verlieten ze één voor één de groep en schoten er
nog twee jongens over. Omdat Lucy het niet over haar hart kon
krijgen om ze aan de kant te laten staan, overtuigde ze de
eigenaar om de jongens binnen te laten. Normaal gezien mogen er
geen zwarte kinderen binnen. Die boys hadden de zondag van hun
leven. Ze kregen elk een bordje frietjes met mayonaise en
ketchup en een glas Fanta. Stil zaten ze aan tafel en van uit
hun ooghoeken keken ze hoe wij mes en vork hanteerden. Ik denk
dat die kinderen nog nooit uit een bord en met mes en vork
gegeten hadden. Het was schattig om zien hoe beleefd ze waren.
Op een zondag gingen we naar de frituur in de straat. Een oude
metalen gootsteen, gevuld met olie doet dienst als frietketel.
Daaronder wordt vuurtje gestookt en maat voor de frieten is een
bodem van een plastiek fles. De frietjes worden verpakt in een
plastiek zakje en de tomaten en geraspte witte kook worden er
bovenop gelegd. Ten slotte wordt er nog een schepje olie over
gegoten en het zakje wordt dichtgeknoopt. Die olie hebben we
toch maar geweigerd, maar voor de rest smaakte alles prima. We
waren op Likoma en we pasten ons aan. We bezochten kinderen
thuis, onder andere Boston, het kindje van mijn broer. We wisten
het dorpje waar hij woonde en onderweg kwamen we gelukkig Andrea
tegen, die ons verder toonde waar het was. Zonder zijn hulp
zouden we het nooit gevonden hebben. Bij het huisje van de
jongen en zijn mama zagen we met eigen ogen dat hulp en
sponsoring hier echt op zijn plaats was. Er zijn zovele
momenten waarop je iemand gelukkig kan maken en je daarbij zelf
een goed gevoel hebt. Op een namiddag hebben we een
voetbalwedstrijd georganiseerd. We beloofden aan de jongens die
altijd rond Lucy hingen dat we een match gingen spelen. Zij
zouden op zoek te gaan naar genoeg spelertjes om twee volledige
ploegen te maken. Wij zorgden voor rugnummers in twee
verschillende kleuren, een beker en medailles voor de winnaars
en snoepjes voor de verliezers. De volgende dag stonden ze op de
afgesproken tijd met de twee teams aan het huisje en met onze
uitrusting trokken we naar het voetbalveldje in de buurt. Met
vier verdorde maïsstengels werden de goals gemaakt, de
rugnummers werden opgespeld voor de ploeg Jalo en de ploeg
Mbamba en zoals in ’t echt gaven de kapiteins nog goede raad aan
hun team. Er werd getost en het spel begon, wij en de meisjes
uit de buurt supporterden. Als er gescoord werd, klonk er
algemeen gejuich en met de armen in de lucht liepen de
spelertjes over het plein. De einduitslag was MAMBA 2 – JALO 3.
Na de officiële huldiging met de beker en de medailles moesten
de foto’s genomen worden, waarna de uitdeling van de zakjes
chips begon. Dit werd een chaos van jewelste want er discipline
in krijgen is onmogelijk. Sommigen gingen met elkaar op de vuist
en we moesten ze echt uit elkaar halen... juist zoals in ’t echt
J. De uitslag hing ik aan het poortje van ons terras, zodat
iedereen kon zien wie de winnaars waren. De jongens hadden een
fijne namiddag en wij beleefden er even veel pret aan. We
deelden ook voedselpakketten uit aan de allerarmsten op het
eiland: de strandbewoners en daklozen, de oude mensen,
gehandicapten en alleenstaande moeders met kindjes. In de
plaatselijke winkeltjes kochten we suiker, bonen, rijst, zout,
melkpoeder en zeep. We maakten daar een pakketje van en John
deelde de briefjes uit met de uitnodiging om naar het Belgian
House te komen. Als de mensen hun zak in ontvangst namen, staken
we er nog een kledingstuk bij. Toen we merkten dat we nog kledij
te kort gingen hebben, zijn we gaan zoeken in onze eigen bagage
of er nog iets bij zat dat we konden missen en dat de mensen
konden gebruiken. Dat was weer zo een voormiddag vol emoties en
dankbaarheid. Omdat we genoeg geld meehadden, besloten we de
kleuters van de schooltjes eens te verwennen met een extraatje.
Bij de plaatselijke handelaars bestelden we voor elk kindje een
zakje chips en een lolly. Op het onverwacht kwamen we op school
met onze zakken en speelden we voor Sinterklaas. Zelfs de
leerkrachten konden hun ogen niet geloven en namen even gretig
alles aan. Het doet zo’n goed als je die verwachtende
kinderoogjes ziet, open handjes en een schuchtere “Zikomo” als
je de snoepjes in die handjes legt. Als dankjewel werd er voor
ons dan een liedje gezongen of een dansje gemaakt. Bij die
onverwachte bezoekjes konden we ook zien dat de matten die we
gegeven hadden goed van pas kwamen. Nu zaten de kindjes niet
meer rechtstreeks op de vloer. John schreef hiervoor een
persoonlijke brief met woorden van dankbaarheid aan de
leerlingen en personeel van Sint Teresia Eksaarde. Deze brief
nam ik mee om hem dan zelf af te geven, samen met de foto’s die
we hadden. Ook hier in België zag ik blije gezichten: de
leerlingen wisten waarvoor ze gewandeld en gefietst hadden.
Met dat geld sponsorden we ook Emmanuel, het schoolhoofd van
Kondwani School, die speeltoestellen wil maken voor de kleuters
van alle drie de schooltjes. De kindjes zijn hier in de hoogste
hemel en komen zelfs vroeger naar school om te spelen. Op een
dag werden we uitgenodigd bij een buurvrouw “Grace”. Grace had
voor ons een eenvoudig maaltijd met rijst, gekookte eitjes van
haar kippen en tomatensaus klaargemaakt. Die vrouw was zo
dankbaar om wat we voor haar deden. In haar kleine huisje had ze
voor ons een plaatsje vrij gemaakt, zodat we rond een tafeltje
in de zetel konden zitten. Die mensen zijn hier zo arm en toch
geven ze nog weg. Dat is Afrika! Lucy en ik woonden een
begrafenis bij van een 12-jarige jongen die stierf aan die
vreselijke ziekte Aids. De jongen was al positief van bij de
geboorte en verloor zijn mama aan de ziekte toen hij 2 jaar oud
was. Hij werd opgevoed door zijn grootmoeder, had steeds een
probleem door het virus en moest uiteindelijk de strijd opgeven.
Het ganse dorp was aanwezig: de mannen waren verzameld op het
dorpspleintje en de vrouwen zaten rond het huis van de
overledene. De ganse ceremonie met gezangen, het delen van
mandazi’s en thee onder de aanwezigen en de teraardebestelling
neemt bijna drie kwart van een dag in beslag. De dag nadien zijn
wij terug gegaan om die oma een omslagje te geven met geld om te
helpen bij de kosten van de begrafenis. Die mensen waren ons zo
dankbaar, dat we er stil van werden. Het moet niet
altijd werken zijn, we hebben ons ook eens laten verwennen. Op
een zondag kregen we de uitnodiging van de eigenaar van een
nieuwe Lodge om bij hem te komen. Met een bootje kwam hij ons
oppikken om dan naar de andere kant van het Malawimeer te varen.
De sfeer zat er al goed in bij het instappen. De motor wilde
niet starten, dus zat er niets anders op dan te peddelen en na
verschillende pogingen… YEAH! Hij startte. De “Sunrise” Lodge
wenkte ons als in de verte, maar om op het droge te komen
moesten we eerst nog een aantal acrobatentoeren uithalen. Het
steigertje was klein en omdat het meer wat wild was, wou het
bootje niet stil blijven liggen. José was de eerste die voet aan
wal zette, toen ze haar tweede been wou bijtrekken, gleed het
bootje steeds verder van de steiger af en ze dreigde in het
water te vallen. Gelukkig was de bootsman alert en gooide zich
met zijn hele gewicht op José, zodat ze weer in de boot terecht
kwam… anders had ze moeten zwemmen. Iedereen moest zo een
stuntje doen om droog te blijven. Het aperitief namen we buiten
met het zicht op Mozambique bij ondergaande zon. De maaltijd was
héérlijk: vis die bereid was op vijf verschillende wijzen.
Lekker ontspannen genoten we van de avond en de nacht op het
water, want op de terugvaart wou het bootje weer niet starten en
het scenario herhaalde zich. We dreven al peddelend op een glad
meer met boven ons een sterrenhemel zoals je hem hier in België
nooit kan zien. Prachtig gewoon! Een maand lijkt lang, toch
als je ganse dagen bezig bent gaat de tijd snel. Tijdens
ons verblijf groeide ook onze band met elkaar omdat je soms
heftige dingen meemaakt die iedereen raakt tot in zijn ziel, als
je in moeilijkere periodes alles kunt uitpraten, de spelletjes
die je ’s avonds samen speelt, het respect dat je opbrengt voor
elkaar en de privacy die elk van ons gegund werd. We lachten
samen, deelden emoties, plezier en verdriet… we waren een super
team! Bedankt aan iedereen die het mogelijk maakte om deze
reis naar ons geliefde Likoma te maken. Ik kijk al uit naar de
volgende keer. Bye Likoma, we love you so!!
Verslag: Rita Duym |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|